‘Het koesteren van donkerbruine overtuigingen leidt niet automatisch meer tot excommunicatie’

‘Het koesteren van donkerbruine overtuigingen leidt niet automatisch meer tot excommunicatie’

In Maar dat mag je niet zeggen beschrijft Nikki Sterkenburg haar tocht langs neonazistische ‘hipsters’ en jongeren die een blanke heilstaat nastreven. Een onderzoek dat ze begon als journalist en waarop ze woensdag promoveert.

Journalisten die zich in rechtsextremisme specialiseren, moeten – als het goed is – bijna altijd de deur uit om hun onderzoeksonderwerpen in levende lijve te ontmoeten. Zij verwachten waarschijnlijk niet een redactievloer te delen met mensen die er virulent racistische en antidemocratische denkbeelden op na houden.

En toch is dat precies wat voormalig journalist Nikki Sterkenburg (36) in 2017 overkwam. Sterkenburg, inmiddels werkzaam bij de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV), was toen verbonden aan weekblad Elsevier. Ook deed ze op dat moment promotieonderzoek naar extreemrechts in Nederland aan de Universiteit Leiden.

In haar deze week verschenen boek Maar dat mag je niet zeggen – een verslag van haar journalistiek en wetenschappelijk onderzoek naar rechtsextremisme – beschrijft Sterkenburg hoe ze bij Elsevier opeens collega’s blijkt te zijn met een stagiair die een aanhanger is van het wit etnonationalisme, een racistische leer die een wit, homogeen Nederland nastreeft, al dan niet met geweld.

De jongeman, Milan, bleek bovendien niet zomaar een etnonationalist, maar een van de oprichters van het zelfverklaard ‘studiegenootschap’ Erkenbrand, dat geënt is op het alt-right gedachtengoed, een verzamelnaam voor extreemrechtse ideologieën zoals antisemitisme en wit superioriteitsdenken.

Hoewel Sterkenburg zich op dat moment voor haar journalistiek en wetenschappelijk werk al geruime tijd had verdiept in Erkenbrand, had ze van Milan nog niet eerder gehoord.

Doodenge club

‘Ik weet nog hoe ik op een maandag door een webredacteur aan Milan werd voorgesteld’, blikt Sterkenburg tijdens een videogesprek terug, nu zo’n twee weken geleden. ‘Ik had dat weekeinde net mijn eerste stuk over Erkenbrand geschreven. Aanhangers van Erkenbrand vertellen daarin dat ze verwachten dat binnen vijf jaar een burgeroorlog zal uitbreken tussen autochtone en allochtone Nederlanders. Tegen de webredacteur en Milan zei ik dat ik Erkenbrand een doodenge club vond. Later vertelde Milan mij dat hij op dat moment wel 20 centimeter ineenkromp.’

In haar boek beschrijft Sterkenburg een jarenlange tocht, beginnend in 2014, langs de mannen en vrouwen van radicaal- en extreemrechts Nederland. Vaak is het niet meer dan een ratjetoe van neonazi’s en extreemrechtse straatactivisten van tweehonderd tot maximaal 250 man uit de rafelranden van de samenleving.

Dat beeld begint te kantelen als Sterkenburg gewezen wordt op Erkenbrand, het thuis van een nieuw soort extreemrechtse type: keurig geknipte jongemannen met een colbertje aan, afkomstig uit stabiele gezinnen en ideologisch stevig onderlegd in racistische theorieën uit Amerika.

Erkenbrand begon rond 2016 steeds meer op de voorgrond te treden met besloten huiskamerbijeenkomsten en conferenties, waar enkele tientallen tot een klein honderd mensen op af kwam om bijgespijkerd te worden over etnonationalisme. Hun politieke held werd al gauw Forum voor Democratie-leider Thierry ‘Europa moet dominant blank blijven’ Baudet.

‘Het koesteren van donkerbruine overtuigingen leidt niet automatisch meer tot excommunicatie’

Nikki Sterkenburg: ‘Waar je vroeger al een veroordeling aan je broek had als je ‘vol is vol’ riep, kom je nu met veel meer weg.’Beeld Erik Smits

FvD-borrels

Op FvD-borrels werden geregeld Erkenbranders gespot. Eind 2017 wisten ze zelfs een ontmoeting te organiseren tussen Baudet en de Amerikaanse racist Jared Taylor, een invloedrijke verspreider van wit superioriteitsdenken.

Een klein jaar later waarschuwde de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) dat de alt-right, waartoe ze ook Erkenbrand rekenen, als doel heeft om extremistische gedachtengoed gemeengoed te maken, zodat deze ideeën uiteindelijk zowel in de samenleving als in het openbaar bestuur geaccepteerd worden.

Dat Milan tot dit clubje etnonationalisten behoort, werd Sterkenburg pas duidelijk toen ze via een anonieme bron uit het extreemrechtse milieu een mail kreeg met de vraag ‘wat Milan van Erkenbrand’ bij Elsevier doet.

Sterkenburg stapte met die informatie naar haar leidinggevenden. Die besloten dat het beter was om er niet al te veel ruchtbaarheid aan te geven en Milan zijn stage gewoon af te laten ronden. Wel werden zijn stukken voortaan gecontroleerd op dubieus gedachtengoed.

Dat was toch een gekke afweging van de hoofdredactie? Jullie wisten wat voor extreemrechtse denkbeelden er leven binnen Erkenbrand. Waarom zou je een lid van die club handhaven?

‘Kijk, Erkenbrand is geen verboden organisatie, Milan had geen strafblad en het hebben van extremistische gedachten is niet strafbaar. Daarbij werd vanuit de hoofdredactie gedacht: misschien steekt hij wel iets zinnigs op tijdens zijn stage dat tegen zijn extreemrechtse ideeën ingaat. Ik heb hem in ieder geval zoveel mogelijk proberen te vermijden.’

Alt-right heeft als doel om extremistisch gedachtengoed algemeen acceptabel te maken. Wilde Milan dat via Elsevier proberen?

‘Er was weinig af te dingen op zijn werk. Dat was allemaal politiek-neutraal, op één stuk na, over Zuid-Afrika, waar het wit etnonationalisme toch wel van afdroop. Dat stuk is offline gehaald. Hij zegt zelf dat hij puur vanwege zijn interesse in de journalistiek bij Elsevier stage wilde lopen. Dat moeten we maar geloven.’

Weet u hoe het Milan daarna is vergaan?

‘Ik kan daar echt niks over vertellen. In de wetenschap geldt het do no harm-principe; dat betekent dat ik niks kan zeggen wat mijn respondenten zou kunnen schaden.’

De episode met Milan is slechts een zijpad in Sterkenburgs boek, maar wel een die staat voor een bredere ontwikkeling binnen de extreemrechtse wereld. Dat deze jonge etnonationalisten zich zelfverzekerd genoeg voelen om FvD-borrels of de journalistiek op te zoeken, heeft volgens Sterkenburg alles te maken het ‘normaliseren’ van extreemrechts gedachtengoed. ‘Waar je vroeger al een veroordeling aan je broek had hangen als je ‘vol is vol’ riep, daar kom je nu met veel meer weg. Het koesteren van donkerbruine overtuigingen leidt niet automatisch meer tot excommunicatie.’

Dat is volgens Sterkenburg met name op het conto te schrijven van politici als Geert Wilders en Thierry Baudet. Die hebben met hun retoriek over ‘minder Marokkanen’ en een gewenst ‘dominant blank Europa’ het venster op wat maatschappelijk acceptabel wordt geacht steeds verder naar rechts verschoven. Zelf citeert Sterkenburg het voormalige extreemrechtse kopstuk Martijn Freling, die in 2016 tegen het AD zei: ‘Wilders gaat veel verder dan wij toen. Wij zeiden alleen dat we niet méér buitenlanders wilden, hij zegt dat hij er mínder wil.’

‘Je hoort weleens zeggen dat partijen als de PVV en FvD een ventielfunctie hebben’, aldus Sterkenburg. ‘De gedachte daarbij is dat mensen dan niet extremistisch worden als ze hun standpunten vertegenwoordigd zien in de politiek. Dat kan. Maar je moet ook kijken wat het met de sociale cohesie in een samenleving doet als er elke dag polariserende uitspraken worden gedaan, wanneer elke dag de aanwezigheid van etnische en religieuze minderheden wordt geproblematiseerd. Dat leidt tot een giftig klimaat, waarin je van alles kunt beweren zonder dat je wordt teruggefloten. Mijn geïnterviewden werden door hun omgeving eerder aangemoedigd dan ontmoedigd.

‘Een van de uitspraken die ik tijdens mijn onderzoek hoorde was: maar dat mag je niet zeggen. Terwijl, tegenwoordig kun je alles zeggen en dat gebeurt breder dan alleen bij FvD of de PVV. Demissionair minister van Buitenlandse Zaken Stef Blok heeft al eens beweerd dat hij geen enkele multiculturele samenleving kent die vreedzaam is, en voormalig VVD-fractievoorzitter Klaas Dijkhoff stelde voor om mensen uit achterstandswijken zwaarder te straffen voor criminele vergrijpen – tot zover het gelijkheidsbeginsel.’

Maar het is toch ook goed voorstelbaar dat we nog verder van huis zouden zijn als we geen PVV of FvD in de politiek zouden hebben? Nu blijft het tenminste bij woorden.

‘In Nederland is de bereidheid tot geweld van extreemrechtse activisten nog altijd laag. Dat kan door die ventielfunctie komen van PVV en FvD. Tegelijkertijd hebben we in de Verenigde Staten recent nog een president gehad die bijna dagelijks wel iets racistisch zei en daar zag je juist een opleving van extreemrechts terrorisme.’

Met Maar dat mag je niet zeggen sluit Sterkenburg haar journalistieke carrière af. Tussen 2013 en 2018 was ze in vaste dienst bij Elsevier. Daarna verdiende ze een tijd haar geld als freelancejournalist en adviseur op het gebied van radicalisering.

Bij hij haar huidige werkgever NCTV stuurt Sterkenburg samen met een afdelingshoofd een team analisten en specialisten aan die zich dagelijks buigt over de dreigingen die Nederland het hoofd moet bieden. Haar jarenlange journalistieke ervaring met extremistische milieus komt daarbij goed van pas. Sterkenburg is ook goed op de hoogte van het jihadistisch milieu in Nederland. In haar beginjaren bij Elsevier volgde ze jihadistische uitreizigers naar Syrië op de voet en schreef ze het boek Ongeloofwaardig over het radicaliserings- en deradicaliseringsproces van een extremistische moslim.

‘Eigenlijk had ik een lang sabbatical willen nemen. Ik heb zes jaar twee fulltime banen gehad als journalist en promovendus, plus twee kinderen. Maar toen brak de coronacrisis uit. Het voelde niet veilig om zo lang vrij te nemen. De NCTV kwam langs met een tijdelijke klus. Naarmate ik er langer werkte, raakte ik erg gesteld op de collega’s en besloot ik te solliciteren op de vrijgekomen functie als plaatsvervangend afdelingsmanager.’

U heeft zich altijd met extremistische milieus beziggehouden – van jihadisten tot aan neonazi’s. Wat is de aantrekkingskracht daarvan?

‘Ik denk dat ik extremistische groeperingen interessant vind omdat ze zo ver van mij afstaan. Dat was voor mij destijds ook de aanleiding om met extreemrechts aan de slag te gaan. Ik ontmoette een paar neonazi’s die in niets leken op het stereotiepe beeld dat ik van ze had. Ze hadden een heel normaal uiterlijk. Het leken bijna hipsters. Ik wilde begrijpen waar ze voor staan en waarom. Helaas kon ik nergens enige duiding van dit soort mannen vinden. Toen dacht ik: dan moet ik dit onderzoek maar zelf opzetten.’

Door in 2014 contact te leggen met enkele sleutelfiguren weet Sterkenburg dieper het extreemrechtsmilieu binnen te dringen. Ze weet te achterhalen wie de informele leiders met een groot netwerk zijn door goed op de dynamiek bij extreemrechtse demonstraties te letten en door Facebookprofielen te bestuderen.

Na de nodige ‘kopjes koffie’ staan deze leiders opvallend vaak open voor een gesprek. Wat daarbij helpt is dat binnen extreemrechts de nodige sympathie wordt gekoesterd voor het ‘rechts conservatieve’ Elsevier en de islamkritische Elsevier-columnist Afshin Ellian.

Tijdens haar veldwerk krijgt Sterkenburg scherp hoe deze mensen leven. De meeste mensen die ze spreekt zijn tussen de 25 en 40 jaar, man, wonen hoofdzakelijk in Zuid-Holland en hebben een mbo-opleiding of hoger genoten. Ze combineren hun activisme vaak met een baan en een gezin.

Nikki Sterkenburg: 'Rechtsextremisten vinden het al voldoende dat een deel van de samenleving beetje bij beetje hun kant opkruipt.'  Beeld Erik Smits

Nikki Sterkenburg: ‘Rechtsextremisten vinden het al voldoende dat een deel van de samenleving beetje bij beetje hun kant opkruipt.’Beeld Erik Smits

Slechts een enkele geharde neonazi heeft te maken met maatschappelijke uitsluiting, die hij voor lief neemt. Ze verwachten ook niet dat ze grote groepen van de juistheid van hun ideeën zullen overtuigen. Ze vinden het al voldoende dat een substantieel deel van de samenleving beetje bij beetje hun kant opkruipt. Tevreden zien ze toe hoe xenofobe taal in de politiek ‘genormaliseerd’ wordt en hoe mensen onder het mom van ‘pro-Zwarte Piet-sentimenten’ de vreselijkste dingen op het internet gooien.

Helemaal reddeloos verloren en anti-maatschappelijk wil Sterkenburg deze groep niet beschouwen. Ze verafschuwt hun ideeën, maar bij enkelen ziet ze ook mogelijkheden om ze uit dit milieu los te weken. Dat ze bij extreemrechts zijn uitgekomen, is vaak een samenloop van tragische omstandigheden: in het verkeerde nest opgegroeid, frustratie over financiële problemen of huisvesting, groepsdruk.

‘Sommige extreemrechtse activisten kun je resocialiseren door ze te helpen bij het vinden van een woning, een baan of andere vrienden, zegt Sterkenburg. ‘Maar ook door ze constant te ontregelen kun je een eind komen. Autoriteiten doen dat al door bijvoorbeeld een wijkagent op ze af te sturen die ze even apart neemt, zo van: hé, we houden je in de gaten. Al bestaat hier ook het gevaar van een overreactie, zeker bij mensen die zich binnen de grenzen van de wet houden. Bij sommige van deze activisten zie je dat het toch ook rationele wezens zijn die prima een kosten-batenanalyse kunnen maken. Ze vragen zich af: wat wil ik bereiken, en wat heb ik er voor over? Op het moment dat ze inzien dat het vooral gedoe oplevert, dan kunnen ze ook zo weer afhaken.’

Dat is anders met de etnonationalisten uit de alt-right-beweging die Sterkenburg in een latere fase van haar onderzoek ontmoet. Die zijn ideologisch onwrikbaar en hebben een stevigere zendingsdrift. Telkens als Sterkenburg met ze in discussie gaat, proberen ze haar aan hun kant te krijgen. Probeert ze daar voorzichtig tegen in te gaan, dan worden de gesprekken soms stekelig of diskwalificeren ze haar op voorhand omdat ze een vrouw is.

Uiteindelijk raakt Sterkenburg met velen gebrouilleerd als ze in een artikel voor maandblad Vrij Nederland een directe lijn trekt tussen het Nederlandse etnonationalisme en Brenton Tarrant, de Australische terrorist die in 2018 in Nieuw-Zeeland een bloedbad aanrichtte in twee moskeeën (51 doden) en zich in een manifest beriep op wit etnonationalistisch gedachtengoed.

‘Over die vergelijking waren ze erg boos. Ze hebben het de hele tijd over een burgeroorlog die aanstaande is, maar zeggen daar ook telkens bij dat zij niet degenen zullen zijn die hem beginnen. Dus dat ik ze neerzette als de badguys vonden ze niet leuk. Zij zullen niet de eerste klap uitdelen, menen ze zelf.’

Hoe groot moeten we de kans inschatten dat een van hen een terroristische aanslag pleegt?

‘Dat is lastig om te beantwoorden. Bij extreemrechts terrorisme is er vaak sprake van zogenaamde operationele eenlingen. Mensen die in hun eentje of in een heel kleine groep een terroristisch misdrijf voorbereiden en zich later in een manifest beroepen op een gemeenschap van gelijkgestemden.

‘Vaak zijn dit mensen voor wie het allemaal niet snel genoeg gaat – ze horen binnen hun kringen de hele tijd gepraat over een burgeroorlog, maar ondertussen gebeurt er niks. Ook in de alt-right-wereld in Nederland heb ik weleens mensen gezien die er een beetje omheenhingen en vol ongeduld leken te zitten. Over zulke mensen maak ik mij wel zorgen.’

Kunnen we deze jonge garde etnonationalisten ook niet met sociale interventies op andere gedachten brengen?

‘Die staan er vaak zo hard ideologisch in, dat krijg je moeilijk ongedaan. Hetzelfde zie je bij sommige ideologisch geharde jihadisten, daar kom je ook niet tussen omdat die overtuiging zo diep geworteld is. Daarom hebben deradicalseringstrajecten zelden vat op zulke jongemannen. Je kunt ze wel continu wijzen op de gevolgen van hun acties, maar verwacht er niet meteen heel veel heil van.’

Is er dan helemaal niets wat zou kunnen werken?

‘Wat kan werken, is als je in het voortraject van radicalisering gaat zitten. Als je naar jihadisme kijkt, dan zie je dat we het heel belangrijk vinden dat we in de haarvaten van de islamitische gemeenschap zitten om eventuele signalen van radicalisering vroegtijdig op te pikken. Docenten en wijkagenten worden daarbij betrokken. Maar op extreemrechtsgebied doen we dat minder.’

Is dat ook niet omdat de dreiging vanuit jihadistisch milieu nog altijd groter is?

‘Je ziet bij de preventie van radicalisering dat sommige gemeenten, politie en scholen soms meer bezig zijn met de dreiging van gisteren dan met die van morgen. Uiteraard kan het zo zijn dat al die mensen die ik heb gesproken over tien jaar allemaal een braaf burgermansbestaan leven. Maar als je een mogelijke dreiging de kop in wilt drukken dan moet je er wel op tijd bij zijn met preventie.’

Lees ook