Laat en erg beladen: het grote onderzoek naar ons verleden in Nederlands-Indië

Komende week is de presentatie van een grootschalig onderzoek naar de dekolonisatie in Indonesië. Daarin wordt gekeken naar het militaire geweld dat tussen 1945 en 1950 werd gebruikt in de voormalige Nederlandse kolonie. Bij de onafhankelijkheidsoorlog sneuvelden naar schatting 5000 Nederlandse militairen en 100.000 Indonesiërs.

Het gebeurde allemaal nadat Indonesië op 17 augustus 1945 de onafhankelijkheid had uitgeroepen. Een enorme stap, want het gebied was eeuwenlang een Nederlandse kolonie geweest. En vlak voor het uitroepen van de onafhankelijkheid werd het nog bezet door Japan. Dat gaf zich in 1945 over, het slotstuk van de Tweede Wereldoorlog.

Nederland, zelf net bevrijd van de Duitsers, stond bepaald niet achter een onafhankelijk Indonesië. Herstel van het oude koloniale gezag moest helpen bij de eigen wederopbouw. Ook waren er berichten van massale moordpartijen door strijders van de Indonesische revolutie. Die richtten zich in de zogeheten Bersiap op iedereen die had samengewerkt met het koloniale Nederlandse gezag.

Het Nederlandse militaire ingrijpen dat volgde, maakt deel uit van een geschiedenis waar veteranen het liefst nooit meer aan worden herinnerd. Maar het is ook een geschiedenis waarvan anderen vinden dat er juist wél naar gekeken en van geleerd moet worden. Met nu dus de resultaten van een omvangrijk onderzoek als nieuwste hoofdstuk.

1. Wat is er precies onderzocht?

Het onderzoek richt zich op ‘de dynamiek van het geweld, vanaf de uitroeping van de Republiek op 17 augustus 1945 en de chaotische periode van augustus 1945 tot begin 1947, tot het einde van de oorlog in 1949’, valt te lezen op de website van de onderzoekers.

Het gaat om een gezamenlijk onderzoeksteam van het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV), het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) en het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies. Die keken samen naar de politieke, maatschappelijke en internationale context van het geweld.

2. Wat was de aanleiding?

Het onderzoek past in een hernieuwde interesse in de geschiedenis van Nederlands-Indië. Zo wijdt het Rijksmuseum nu een tentoonstelling aan de revolutie. In 2021 kwam de film De Oost uit en in de jaren ervoor werden boeken gepubliceerd over hetzelfde thema. Daarvan deed ‘Brandende kampongs van Generaal Spoor’ van historicus Rémy Limpach het meeste stof opwaaien.

Zoveel zelfs dat de Nederlandse regering reageerde. De bevindingen van Limpach werden zo schokkend bevonden dat het kabinet liet weten dat er ‘voldoende aanleiding is voor een breed opgezet onderzoek naar de context van het geweldsgebruik en de periode van dekolonisatie’. Buitenlandse Zaken trok 4,1 miljoen euro uit voor het onderzoek.

Met het onderzoek stelde het kabinet zelf het eerdere en officiële regeringsstandpunt over het geweld van het Nederlandse leger ter discussie. In de Excessennota van 1969 stelde de toenmalige regering dat van ‘systematische wreedheid’ geen sprake was. De Nederlandse krijgsmacht had alleen ‘enkele excessen begaan’.

Dat ingrijpen kreeg de naam ‘politionele acties’. Een beladen term omdat door een deel van de Nederlandse militairen heftig geweld werd gebruikt. Zoals bij het bloedbad van Rawagede, Op 9 december 1947 werden daar 400 mannen geëxecuteerd. “De rivier en de rijstvelden lagen bezaaid met lijken. Het water kleurde bloedrood”, vertelde nabestaande Rasem eerder tegen RTL Nieuws.

Volgens Rémy Limpach was Rawagede geen incident maar was er juist sprake van structureel heftig geweld. De historicus heeft het in zijn onderzoek over duizenden gevallen zoals brandstichtingen, executies, plunderingen en martelingen. Dat geweld hebben onderzoekers nu vier jaar lang onderzocht.

3. Hoe is het onderzoek uitgevoerd?

De tientallen onderzoekers van de drie aangesloten instituten knipten het onderzoek op in acht verschillende projecten. Zo is er het deelproject ‘Bersiap’ dat zich richt op de periode van extreme gewelddadigheden van Indonesische zijde tegen (Indische) Nederlanders.

Daarbij zijn niet alleen de Nederlandse archieven doorgenomen. Volgens de onderzoekers is er ook samengewerkt met Indonesische historici. Daarnaast zijn getuigenissen uit 1945-1950 een belangrijke bron geweest. Zo zijn er in Indonesië onafhankelijkheidsstrijders geïnterviewd en zijn ook Nederlandse verhalen opgetekend.

“We hebben briefwisselingen ontvangen tussen Nederlandse soldaten en hun ouders, broers en zussen. En dagboeken, waarin jonge tijdgenoten hebben vastgelegd wat ze voelden, dachten en meemaakten in die periode”, is te lezen bij de beschrijving van het deelproject ‘Getuigen en Tijdgenoten’.

De deelprojecten worden verwerkt in twaalf publicaties. Daarnaast wordt een samenvattend slotwerk van het onderzoeksprogramma gepubliceerd met de belangrijkste bevindingen. “Met een focus op (de verklaring van) het Nederlandse militaire optreden”, aldus de onderzoeksopzet.

4. Hoe wordt op het onderzoek gereageerd?

Gemengd en vooral erg fel. Zo noemt het veteranenplatform Maluku4Maluku de NIOD-onderzoekers vooringenomen. Historici zouden zich zelfs schuldig maken aan ‘NSB-propaganda’. Volgens de veteranen zouden de onderzoekers alleen maar oog hebben voor de misdaden aan Nederlandse zijde.

De kritiek leidt volgens NIOD-directeur Frank van Vree tot persoonlijke aanvallen. In een interview met Trouw uitte hij eerder al zijn zorgen. “We krijgen soms teksten toegeworpen als: jullie krijgen nog met ons te maken. Daar zou je zelfs een dreigement in kunnen lezen.”

Ook uit andere hoek klinkt kritiek. Het Comité Nederlandse Ereschulden voert al jaren rechtszaken met nabestaanden van slachtoffers van Nederlands geweld. Zij vinden dat het onderzoek zich op het hele koloniale verleden moet richten en niet alleen op de dekolonisatie.

Dat het onderzoek gefinancierd wordt door de Nederlandse staat is volgens het comité nog kwalijker. Daardoor zou de onafhankelijkheid ver te zoeken zijn. Kritiek die het NIOD met klem weerspreekt. De overheid heeft volgens de directeur niks te zeggen over de uitkomsten.

5. Wat kunnen de (politieke) gevolgen zijn van dit onderzoek?

Dat is lastig te zeggen nu de exacte inhoud van het onderzoeksrapport nog niet bekend is. Wat ook meespeelt, is dat het gaat om gebeurtenissen van ruim zeventig jaar geleden. De premiers uit die tijd, Louis Beel en later Willem Drees, zijn inmiddels overleden en kunnen dus geen verantwoording meer afleggen. Hetzelfde geldt voor de toenmalige minister van Defensie en verantwoordelijke legerleiders.

Wel is de verwachting dat de huidige regering zal reageren op de uitkomsten van het rapport. Het zal daarmee niet de eerste keer zijn dat Nederland zich uitspreekt over het geweld tijdens de dekolonisatie. Zo maakte koning Willem-Alexander, die namens de regering spreekt, in 2020 excuses voor ‘de geweldsontsporingen van Nederlandse zijde’:

“In politiek Den Haag wordt rekening gehouden met stevige conclusies, ook al is het zeventig jaar later”, zegt politiek verslaggever Fons Lambie. “Dit rapport kan leiden tot het opnieuw uitspreken van de excuses van de koning. Dat zal dan door premier Rutte gebeuren.”

Dat kan volgens Fons Lambie weer een hele eigen dynamiek gaan krijgen. “Het zal ook de discussie op gang brengen of een gebaar richting de veteranen of de Indische gemeenschap in Nederland moet worden gemaakt. Ook richting de veteranen of de gemeenschap zou de regering een spijtbetuiging kunnen uitspreken.”

Schadevergoeding

Nederland was lange tijd terughoudend met excuses uit angst voor grote financiële claims. Die kwamen er de afgelopen jaren alsnog. Zo kregen nabestaanden van geëxecuteerde Indonesiërs na een jarenlange juridische strijd gelijk van de rechter. Nabestaanden kregen daardoor schadevergoedingen van duizenden euro’s.

Eind 2020 besloot het kabinet een regeling te treffen zodat ook andere nabestaanden aanspraak kunnen maken op een schadevergoeding van 5000 euro. Ze moeten het daarbij wel aannemelijk kunnen maken dat hun vader om het leven is gebracht bij een standrechtelijke executie. Volgens critici is dat voor veel nabestaanden erg lastig.

Het ministerie van Defensie liet eind vorig jaar aan NU.nl weten dat zeker negentien kinderen van geëxecuteerde Indonesiers zo’n schadevergoeding hebben ontvangen. Het is nog onduidelijk of de onderzoeksresultaten die de komende week worden gepubliceerd, invloed zullen hebben op deze regeling.