Rwandees die volgens getuigen ‘kerk in bloed deed drijven’ toch niet uitgeleverd

Rwandees die volgens getuigen ‘kerk in bloed deed drijven’ toch niet uitgeleverd

„Ja”, antwoordt Pierre-Claver K. zacht in de microfoon, hij heeft het begrepen; hij wordt niet uitgeleverd aan Rwanda. De rechter vroeg het hem voor de zekerheid. K. kijkt beduusd, heeft een strak gezicht, praat zacht. Zijn zoon zit op de tribune en legt, als hij de uitspraak hoort, meteen zijn handen tegen elkaar, en daarna voor zijn ogen. Hij was „verrast”, zegt hij achteraf.

K. (66) wordt verdacht van een rol in de Rwandese genocide van 1994, maar het is „ontoelaatbaar” dat hij aan zijn geboorteland wordt uitgeleverd om daar berecht te worden, vindt de rechter. Drie andere Rwandese genocideverdachten werden in de afgelopen jaren wel uitgeleverd. Het verschil is dat K. daar een „reëel risico” loopt op „politieke inmenging in zijn berechting” – hij is een politiek opponent van het regime van president Paul Kagame.

De uitleveringskamer nam niet de gebruikelijke twee maar drie weken om tot een vonnis te komen over K. De zaak ging om meer dan de schuldvraag: of hij meewerkte aan een massamoord op zo’n 20.000 tot 30.000 Tutsi’s en gematigde Hutu’s in het plaatsje Mugina in april 1994. Waar de rechter woensdag vooral over oordeelde is de betrouwbaarheid van het Rwandese rechtssysteem, de invloed die Kagame daarop heeft en de rol die K. speelt in de verbannen oppositiepartij FDU-Inkingi. Zou hem bij uitlevering een eerlijk proces in Rwanda te wachten staan?

Conciërge op een mbo-school

Met de genocide in Rwanda werd in 1994 een poging gedaan de Tutsi-minderheid in het land systematisch te vermoorden. Ruim 800.000 Tutsi’s en gematigde Hutu’s werden slachtoffer. Rwanda heeft sinds dat jaar meer dan een miljoen genocideverdachten berecht – in sommige gevallen Rwandezen die naar Europese landen waren gevlucht en uitgeleverd.

Pierre-Claver K. woont sinds 1998 in Nederland, in Ermelo. Daar was hij tot voor kort koster bij de katholieke kerk en conciërge op een mbo-school in Harderwijk. Afgelopen mei werd hij gearresteerd op verdenking van betrokkenheid bij genocide en vastgezet in Alphen aan den Rijn. Dat blijft hij voorlopig ook, de rechter vreest dat hij zou vluchten.

De rechtszaken begonnen kort nadat mensenrechtenorganisaties African Rights en Redress een belastend rapport over K. publiceerden, in 2010. Het was opgetekend op basis van getuigenissen van tientallen nabestaanden van vermoorde inwoners van Mugina, vlak buiten de hoofdstad Kigali. Ze wezen naar hem als betrokkene bij een bloedbad in de lokale parochiekerk in april 1994 – een moordpartij die de kerk „deed drijven in bloed”, vertelden ze.

Een van de nabestaanden verklaarde hoe een Hutu-militie haar kinderen om het leven bracht, ,,David van vijf, Rebecca van drieënhalf en Nyirantezirayo van één”. Daarna werd ze zelf aangevallen. ,,Ik verloor het bewustzijn. De volgende dag kwamen ze hun werk afmaken. (…) Toen ze bij mij kwamen, deed ik of ik dood was. (…) Ik hield me nog twee dagen schuil tussen de lijken.”

Dan wordt een complexe zaak over gebeurtenissen van 28 jaar geleden ruim zesduizend kilometer hiervandaan beoordeeld in een rechtszaaltje in Den Haag

Thijs Bouwman historicus en Rwanda-expert

De burgemeester had Tutsi’s in Mugina in bescherming genomen door de gewelddadige leden van de Hutu-militie bij aankomst te laten arresteren. Ook majoor Pierre-Claver K., destijds officier van de Rwandese gendarmerie, zou de veiligheid van de Tutsi’s aanvankelijk hebben gegarandeerd. Een façade, schreven de onderzoekers, want later zou hij de burgemeester dwingen de militieleden vrij te laten. Ze werden bewapend, de burgemeester vermoord – zo kon een van de grootste moordpartijen in de genocide plaatsvinden.

Kort na de publicatie van het rapport sprak dagblad Trouw met nabestaanden die K. aanwezen als opdrachtgever. Een 36-jarige sportjournalist vertelde hoe hij in 1994 „met eigen ogen zag en met eigen oren hoorde hoe K. opdracht gaf iedereen met hakmessen te doden die uit het kerkgebouw kwam”.

NRC schreef destijds dat de Rwandese justitie een belastend dossier over K. had overgedragen aan Nederlandse autoriteiten. In 2012 kwam Rwanda met een uitleveringsverzoek. Het heeft bijna tien jaar geduurd om K. zijn Nederlanderschap te ontnemen – een noodzakelijke stap om uitlevering mogelijk te maken.

‘Aantijgingen gefabriceerd’

K. zei na de publicatie van het rapport tegen NRC dat hij „niet eens in Mugina was” op het moment van de moorden. Bovendien had hij niets over de verdenkingen gehoord voordat hij zich in 2006 aansloot bij oppositiepartij FDU-Inkingi – een door Kagame verbannen organisatie. De aantijgingen zouden gefabriceerd zijn door zijn politieke tegenstanders.

Dat is ook de reden dat de Belgische emeritus hoogleraar Filip Reyntjens, die in de zaak werd opgevoerd als deskundige, schreef dat een eerlijk proces voor K. in Rwanda „weinig waarschijnlijk” zou zijn. Er zijn eerlijke processen gevoerd, er zijn ook genocideverdachten vrijgesproken, maar het gaat „anders met processen die een politieke connotatie hebben”. Een verdachte als K. uitleveren is iets waar „een fatsoenlijk land zich niet langer de vingers aan kan branden”, pleitte zijn advocaat.

De rechter is het met hen eens: K.’s actieve lidmaatschap van FDU-Inkingi en zijn voormalige hoge functie in het Rwandese leger maken uitlevering te risicovol. Er zijn „meerdere processen” van politieke opponenten aan te wijzen die niet eerlijk zijn verlopen. Andere FDU-leden zijn in de afgelopen jaren verdwenen, vermoord of veroordeeld.

Het OM twijfelt aan de politieke rol die K. zichzelf toedicht. Er zijn te weinig aanwijzingen dat Kagame hem als „serieuze politieke tegenstander” beschouwt, zegt een woordvoerder – dat hij zichzelf profileert als actief oppositielid is ,,geen reden om aan te nemen” dat de Rwandese president hem ook zo ziet. Het OM heeft besloten in cassatie te gaan tegen het besluit van de rechter.

Politiek actief

Ten minste twee van de drie Rwandese genocideverdachten die in de afgelopen jaren al werden uitgeleverd, waren ook politiek actief. Eén van hen deed vanuit Nederland aangifte tegen Kagame, de ander organiseerde een bijeenkomst waarbij FDU-partijleider Victoire Ingabire eregast was. Maar beiden waren, net als K., geen „serieuze politieke tegenstander” van Kagame, vond het OM.

De rechter besloot in hun zaken wel tot uitlevering. Eén uitgeleverde genocideverdachte werd in Rwanda veroordeeld tot vijfentwintig jaar cel, de processen van de andere twee lopen nog. Het land biedt nu genoeg waarborgen voor een eerlijk proces, vindt het OM – er worden monitoringsrapporten opgesteld door de Internationale Commissie van Juristen.

De vraag zou niet alleen moeten zijn of Rwanda in staat is K. een eerlijk proces te geven, vindt historicus en Rwanda-deskundige Thijs Bouwknegt, maar ook: wat is het alternatief? Waarschijnlijk wordt K. in Nederland berecht, zoals dat bij twee eerdere Rwandese genocideverdachten is gebeurd toen de waarborgen die het OM noemt er nog niet waren. „Dan wordt een complexe zaak over gebeurtenissen van 28 jaar geleden, ruim zesduizend kilometer hiervandaan, beoordeeld in een rechtszaaltje in Den Haag. Door Nederlandse rechters die nooit in Rwanda zijn geweest, de taal niet spreken, de cultuur en geschiedenis niet kennen”, zegt Bouwknegt. „En ze zijn afhankelijk van de medewerking van de Rwandese autoriteiten om daar getuigen te mogen horen.”